Shaken babysyndroom: moet de verzekeraar de schade vergoeden?

Home / Nieuws / Shaken babysyndroom: moet de verzekeraar de schade vergoeden?

Shaken babysyndroom: moet de verzekeraar de schade vergoeden?

Op 13 juli 2015 wees de Rechtbank Oost-Brabant een opmerkelijk vonnis over de aansprakelijkheid van één van de ouders die opzettelijk letsel toebracht aan zijn 3 maanden oude baby. Het gevolg van dat gedrag was dat het kind een “shaken babysyndroom” opliep. De vraag die de rechter moest beantwoorden was of de ene ouder tegenover de andere ouder aansprakelijk was voor de schade die het kind leed en zou gaan lijden.

Wat houdt het shaken babysyndroom in?

Het shaken babysyndroom houdt (kort gezegd) in dat het kind zo hard door elkaar wordt geschud dat het kind daar klachten aan over houdt, zoals een hersenbeschadiging, beschadiging van bloedvaten of zenuwen. Deze klachten kunnen blijvend zijn en in sommige gevallen zelfs de dood tot gevolg hebben. De oorzaak is veelal gelegen in een stress- of paniekreactie van ouders die niet weten wat ze aan moeten met een kind dat maar blijft huilen. Meer over het shaken babysyndroom lees je hier.

De zaak bij de rechtbank Oost-Brabant

De casus was als volgt: de vader van een drie maanden jonge baby schudde zijn kind zo hard heen en weer dat het kindje hier letsel aan over hield. De vader werd vervolgens strafrechtelijk vervolgd en daar wordt bewezen verklaard dat hij opzettelijk letsel toe heeft gebracht aan het kind. Van belang is overigens dat de rechtbank verklaart dat de vader “voorwaardelijk opzet” had op het toebrengen van letsel, dit houd in dat de vader “bewust het risico heeft aanvaard” dat zijn 3 maanden jonge baby letsel opliep. Door het harde heen en weer schudden van de baby had hij dus kunnen (of in ieder geval moeten) weten dat hij letsel kon toebrengen aan zijn baby, en hij heeft dat risico bewust aanvaard op het gevolg, letsel.

De moeder van het kind sprak vervolgens (in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger) de vader van het kind aan tot vergoeding van de schade. Daarnaast sprak zij de aansprakelijkheidsverzekeraar van de vader aan en verzocht zij om een verklaring voor recht dat de aansprakelijkheidsverzekeraar de schade van het kind, welke door de vader was toegebracht, moest vergoeden.

De aansprakelijkheidsverzekering bood dekking voor schade die door de verzekerde was toegebracht aan derden. Het eerste verweer van de verzekeraar was dat zowel de wettelijk vertegenwoordiger van het kind (de moeder die namens haar kind de procedure begon) als de vader onder dezelfde polis vielen, en dat het de moeder dus geen ‘derde’ kon zijn zoals bedoeld in de desbetreffende polisvoorwaarde. De rechter maakte hier korte metten mee. Het moeder van het kind was wel degelijk een “derde”. Dat ook de moeder een vordering kon instellen op de vader, ondanks dat zij beiden verzekerd waren op grond van de polis, vloeide overigens gewoon voort uit de directe actie die de “benadeelde” op grond van artikel 7:954 BW richting de verzekeraar kan instellen. Bovendien bepaalden de polisvoorwaarden dat ook verzekerden onderling elkaar konden aanspreken. Het uitgangspunt was dus dat de er dekking geboden moest worden door de verzekeraar.

Vergelijking met het Hangmatarrest

Een interessante vergelijking op dit punt is overigens het Hangmatarrest. In dat arrest stelde een vrouw haar partner (man) aansprakelijk voor de letselschade die zij leed als gevolg van een omgevallen betonnen paal, waaraan een hangmat was bevestigd. Terwijl de vrouw in de hangmat lag, brak de betonnen paal, welke boven op haar viel. De vrouw liep ernstig letsel op en sprak vervolgens op grond van artikel 6:174 BW (aansprakelijkheid voor gebrekkige opstallen) haar man aan in hoedanigheid van “medebezitter” van de betonnen paal die het letsel had veroorzaakt, zodat zij vervolgens de aansprakelijkheidsverzekeraar van de man kon aanspreken tot vergoeding van de schade. Ook in dat arrest kwam de vraag aan de orde of (mede-)bezitters elkaar onderling elkaar kunnen aanspreken tot vergoeding van de schade of dat artikel 6:174 BW alleen maar opgaat indien iemand anders dan één van de medebezitters (een “derde”) schade lijdt. De Hoge Raad (de hoogste rechter in Nederland) oordeelde dat ook medebezitters elkaar onderling konden aanspreken tot vergoeding van de schade, zij het dan wel voor maar 50% in het geval van een vrouw die haar man aansprakelijk stelt, dus naar ratio van het medebezit.

Opzetclausule

Terug naar de casus, want we zijn er nog niet. De aansprakelijkheidsverzekeraar deed vervolgens een beroep op de opzetclausule. De man was immers strafrechtelijk veroordeeld en de strafrechter had geoordeeld dat de man voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van het letsel. De verzekeraar vond dus dat het letsel opzettelijk was toegebracht door de vader en dat zij daar als verzekeraar niet voor hoefde te betalen. De opzetclausule bepaalde het volgende:

“Opzet en seksuele gedragingen

Wij verlenen geen dekking voor de aansprakelijkheid van een verzekerde voor schade:

a. die is veroorzaakt door en/of voortvloeit uit:

1. zijn opzettelijk en tegen een persoon of zaak gericht wederrechtelijk handelen of nalaten”

De in de polisvoorwaarden gebruikte opzetclausule is de nieuwe opzetclausule die sinds 2000 werd ingevoerd door het Verbond van Verzekeraars. Het grote verschil met de oude opzetclausule is dat het opzet nu niet meer gericht hoeft te zijn op het gevolg (letsel), maar op het handelen zelf (in dit geval het schudden van de baby). De rechtbank gaf aan dat het opzetbegrip in het strafrecht beduidend anders is dan de opzetclausule die in deze (civiele) zaak speelde. Nu speelde immers de vraag of de man opzet had gehad op zijn handelen, het schudden van de baby, en niet zozeer op het gevolg, het letsel. De rechtbank vond dat uit de stukken duidelijk bleek dat de man impulsief vanuit een paniekreactie had gehandeld (de man verloor de controle over zichzelf) en vond daarom dat het handelen van de man wel wederrechtelijk was, maar niet opzettelijk. De verzekeraar kon dus niet met succes een beroep doen op de opzetclausule en de rechter oordeelde dat de verzekeraar dekking moest verlenen voor de schade die het kind had opgelopen door het handelen van de vader.

Conclusie

Wees niet te snel met oordelen dat een schade niet verhaald kan worden op de aansprakelijkheidsverzekeraar wegens opzet. Onze advocaten weten precies wanneer er een partij aangesproken kan worden tot vergoeding van de schade en kunnen u adviseren over de kans van slagen.

Contact

Wilt u graag advies over dit onderwerp? Schroom dan vooral niet om contact met ons op te nemen. U kunt ons bereiken op telefoonnummer 073-6900888, of stuur ons een facebookbericht of een e-mail naar info@jba.nl.

Leave a Comment